In augustus 1866 vraagt Willem Stapelbroek wonend op de boerderij “Klein Immink”een vergunning aan om voor zijn zoon Bernard een windkorenmolen te mogen bouwen op een stuk land niet ver van de boerderij.
Hij kreeg de vergunning, op voorwaarde dat de molen voor 1 augustus 1867 in werking zou zijn.
Zoon Bernard was enige tijd als knecht werkzaam bij molenaar en winkelier Winterink te ‘s Heerenberg, maar keerde op 14 november 1868 terug op de boerderij in Voorst, waar hij molenaar werd op de nieuwe molen.
Op 7 april 1899 trouwt zijn dochter Theodora Johanna Stapelbroek met Johannes Hubertus van Hal.
Haar broer Bernardus Gerhardus blijft als molenaarsknecht en rijd ook de molenkar.
“Jannes”van Hal, die van oorsprong timmerman was werd nu molenaar en boer.
In het voorhuis van zijn boerderij welke vlak na de molen werd gebouwd, begon hij in 1905 ook een bierlokaal, wat het begin betekende van het huidige restaurant. Op 7 januari 1909 kreeg hij een vergunning voor een korenmaalderij met een benzinemotor van 18 pk, zodat hij nu ook in windstille tijden kon malen.
Het geheel werd opgesteld in een kort daarvoor gebouwde schuur (nu feestzaal).
Voor de windmolen betekende de aanschaf van zo’n benzinemotor het begin van het einde.
Met de motor kon men ten alle tijden malen, en deze was ook nog eens veel goedkoper in onderhoud dan zo’n dure windmolen.
Door oorlogshandelingen is de molen zwaar beschadigd zodat deze niet meer kon malen. Ook is de molen in de jaren 50 door de bliksem getroffen waardoor een wiek afbrak.
Ten slotte laat de familie van Hal uit veiligheidsoverweging op 20 mei 1957 door molenbouwer ten Have uit Aalten de restanten van de wieken, evenals de kap van de molen verwijderen, en de molen van een nieuw dak voorzien.
Maart 2011: André Nibbelink in “Molenwereld:
Molenwereld -146-Maart-2011-rest“De Molen van Van Hal uit het dal”.